- door Henk -
"Een droom is uitgekomen".  De Vlaamse accordeonist Wim Claeys glom gisteravond van trots aan de zijde van een van zijn grote voorbeelden, Frédéric Paris.  Deze Franse multi-instrumentalist opende tien jaar geleden Claeys' ogen voor 'ware folk' met het album 'De l'eau et des amandes', vol grensverleggende folk waarin Paris werd bijgestaan door draailier-wizard Gilles Chabenat. En die was gisteravond ook van de partij in de Gentse Centrale, evenals Claeys' Göze-kompaan gitarist Maarten Decombel. Met z'n vieren gaven ze een  uitgebreid en uniek luisterconcert.
"In '93 speelde ik voor het eerst op de diatonische accordeon", aldus een beduuste Claeys tegenover het aandachtige publiek. "maar toen ik twee jaar later kennis met de aanpak van Frédéric Paris was dat voor mij een echte openbaring. Van hem heb ik ook les gehad". De meeste mensen kennen Paris als multi-instrumentalist met als eerste instrument de draailier, maar hij is wel degelijk ook een kanjer op accordeon. In Gent toonde hij dat, ondermeer in een scottish-duet met Claeys. Maar meer nog imponeerde Paris met zijn warm klarinetspel of met zijn blokfluit zoals in de Göze-scottish Terplaten.
 
Voor Paris en Chabenat vormen de vier concerten in België samen met Göze ook een soort vakantie. Paris heeft vrouw en twee kinderen meegenomen. In een van de vele toegiften bleek dochter Cathérine een verdienstelijk zangeres.

Het concert speelde zich af in een niet overvolle, maar gezellig gevulde turbinezaal. Uit de boxen klonk aangename Dylaneske muziek van Bruno DeNeckere. Greet Garriau (Fluxus), die als groot Paris-fan de organisatie op zich had genomen, ontstak ter vervolmaking van de sfeer flink wat waxinelichtjes op en rond het podium. Voor eenieder was er 'n  zitplaats en voor glas of fles was plaats op her en der geplaatste tafeltjes. Al met al de juiste ambiance voor een luisterconcert.
 
In anderhalve dag tijd hadden de vier muzikanten een kleine maand geleden zo'n zeventien nummers gerepeteerd. Meteen  nadat de Fransen toen in Gent waren gearriveerd, maakten ze met Claeys en Decombel van 's middags vijf tot  's avonds twaalf onafgebroken muziek. En de volgende ochtend ging dat gewoon verder van negen tot zes uur 's middags.

Onder die zeventien nummers die dat opleverde, waren er ook twee van dat eye-openende album uit 1995 waaronder de 'klassieker' Nous irons en flandres, dat zeer dynamisch werd vertolkt. Eerder hoorden we dat nummer al eens van Olla Vogala met Gabriel Yacoub. Maar er passeerden ook nummers van Göze en nieuw materiaal van Paris & Chabenat.

De meeste nummers werden met z'n  vieren uitgevoerd,  enkele door de duo's afzonderljk. In twee nummers gingen de heren vreemd. Claeys speelde samen met Paris - beide op accordeon -  de al eerder genoemde scottischen (van de hand van Paris). Chabenats compositie Matruska vormde de basis van het bijna oosters getint duet met Decombel. Chabenat toverde een Turks strijkje uit zijn draailier,  terwijl het spel van Decombel op de mandola in de verte aan de ud herinnerde die we bij binnenkost in De Centrale vanaf de bovenste verdieping fraai hadden horen klinken.

Het is trouwens opmerkelijk wat Chabenat allemaal uit zijn instrument peurt. Zijn vingertoppen glijden als een bottleneck over de drone-snaren zodat het een zingende zaag lijkt. Als-ie alle registers opentrekt ronkt er een kerkorgel. Je zou haast denken aan en synthesizer, maar het is toch meest eerlijk handwerk. Verbluffend zo gemakkelijk hij subtiel jazzy lijkt te improviseren in een eigen compositie als L'impasse, een mazurka van zijn album Musiques Pour Vieille A Roue.

Gitarist Maarten Decombel ontwikkelt zich tot een minstens zo'n groot virtuoos op gitaar met open tuning. Zijn eigen compositie L 'Oostendais opent hij als een ware Pierre Bensusan, en niet minder subtiel en jazzy is zijn intro van '1 November',  ook al een sterke eigen compositie.

Voor de pauze ontbeert het concert nog voldoende reliëf. Waar het soms iets té uitgesponnen werd, lag in al hun harmoniërende schoonheid toch Auvergne-dromerigheid op de loer. De goede luisteraar herkende echter zeker - als de vier instrumenten gelijk op gingen -  de subtiele nuanceringen.  Het publiek bleef dus een dankbaar toehoorder.
Waar tot dan het accent minder op de groove lag dan op harmonie en imprivisatie  spatte na de pauze de vonken er meteen af met Paris op de cornemuse in twee bourrées.

Hoogetepunt vormde het ingenieuze arrangement van het al genoemde Nous Irons en Flandre.  Een geheide Boombaltopper, 'n cirkeldans van Bruno Le Tron, swingde tot achter je oren. Het kwartet werd meer keren teruggeroepen. De zaal zong voorzichtig mee met Cathérine. En uiteindelijk - het gerepeteerde repertoire was al meer dan op - speelden ze samen zonder oefening voor het eerst een nieuw walsje van Paris.

Het concert vergde veel concentratie van zowel muzikanten als publiek. Maar dat loonde. De kans om in de toegift te dansen op een serie van vier bourrées werd dan ook als een 'bevrijding' aangegrepen. De AedO-gebroeders Jonas & Pieter De Meester - er waren nogal wat muzikanten onder het publiek - stuiterden getweeën zoiets over de bar...

Wie nog wil genieten van dit unieke gezelschap rest twee kansen. Vanavond vanaf 20:30 (vr 22/4) in 't Folk in Dranouter en morgenmiddag vanaf 16 uur (za 23/4) in 't Ey aan de Koutermolenstraat 6 in Belsele.