Renk van Oyen is artistiek leider St. Oude Muziek Brabant

Renk van Oyen
Oude muziek en folk missen de boot bij subsidieverstrekkers

Voor mij persoonlijk was het mooiste moment van het jaar wel de oprichting van de nieuwe Stichting Oude Muziek Brabant. Langzaamaan krijgen we een steeds beter inzicht in de sector en werken we toe naar een zekere mate van professionalisering van stichting en impresariaat.

Wat betreft de nieuwe ontwikkelingen in de sector zijn er een aantal zaken die me opvallen. Zonder te vervallen in cultuurpessimisme, zie ik dat de oude muziek en zeker de historische volksmuziek (én folk) weer nauwelijks zijn vertegenwoordigd in de subsidiëring en beleidsplannen, de komende jaren. Steeds meer instellingen die hun sporen hebben verdiend in de culturele sector gaan fuseren met andere organisaties en worden door subsidiestromingen ingekapseld in een top-down stramien van grotere belangen en samenwerkingsverbanden die ons land overstijgen, de doelstellingen van de betrokken organisaties overstijgen en opgaan in abstracte cultuurreuzen die nauwelijks meer aansluiten bij de interesses van het publiek. Een voorbeeld hiervan is het "Erfgoedhuis," waarbij regionaal werkende organisaties zijn gefuseerd, tot subsidieverdeler zijn gebombardeerd (en wie wil niet meer middelen om je werk te kunnen doen?) en voortaan worden aangestuurd vanuit een Europees gericht cultuurbeleid dat nauwelijks nog voeling tolereert met de lokaliteit en de regio.

Ook in de provincie Brabant wil men op economisch vlak meetellen. De B5- de 5 grote Brabantse steden- willen gezamenlijk op economisch vlak één van de grote steden van het land worden. Om een goed beeld te krijgen van de vele functies binnen Brabant die geld kunnen opleveren, zijn vertegenwoordigers uit die functies (bv. infrastructuur, GGZ, bedrijfsleven én culturele sector) gevraagd een inventarisatie te maken van de slagkracht van de respectievelijke sector. Aan de hand daarvan kijkt men in hoeverre het allemaal ten gelde gemaakt kan worden. Voor de culturele sector (laat ik nog even opmerken dat de oude muziek hier alweer de boot mist) betekende dit het voorstel om alle grote culturele evenementen (zoals theaterfestival De Boulevard) onder te dompelen in een marketingsausje onder de (voorlopige) naam "Brabant Festival." Dit is niet echt een festival maar een marketingsausje!

Dit relaas was even nodig om uit te leggen dat - in tegenstelling tot Vlaanderen, waarbij men de ruimte krijgt initiatieven vanuit de gemeenschap op te bouwen en te doen rijpen - het erg moeilijk is om structurele subsidie te krijgen voor folk, oude muziek en historische volksmuziek, zonder op te gaan in een dwangbuis van beleidsvoornemens en europarlementarisch paternalisme. Daarnaast zijn de Vlamingen typisch een volk van cellen, in tegenstelling tot de Hollanders die tot schreiens toe vooral in netwerken geloven. Moet ik het nog zeggen? Nou, vooruit dan maar: Dit is niet een kwestie van willen buitensluiten of binnenhouden, noch is het een relaas van "eigen folk eerst" (waar hebben we dat ook alweer eerder gehoord?). Eigenlijk is dit een betoog voor "de Vlaamse variant," een in de samenleving gewortelde én gevoede voortgang van de folk, (historische) volksmuziek en oude muziek.
Een van de oorzaken (in mijn ogen dan) voor de moeizame aansluiting van de Nederlandse folkscéne bij de Vlaamse is dat wij veel te veel veronderstellen dat het er in Vlaanderen op eenzelfde manier aan toegaat als hier in Nederland. Teveel ook, nemen wij aan dat wat wij maken/produceren elders altijd mooi of lekker gevonden wordt. Je bent een natie van kruideniers of je bent het niet.
Is die tegenstelling dan zó scherp? Nederlanders dragen misschien wel de last een hoop van buitenaf te willen halen; wat je van ver haalt is lekker, daarop is je welvaart van oudsher gebaseerd en alles wat daar tegenin gaat is een soort ontkenning van de hand die je voedt. Een regressieve actie die het land terug naar de middeleeuwen kan voeren en waaruit niets goeds kan komen. Dat hebben we gehad, dat was toen en naarmate de jaren vorderden werd alles beter. Een welvaartsprobleem dus. Alle overheidsbemoeienis, ten goede of niet, is vanuit die gedachte vormgegeven. In dat licht moet denk ik ook het regionaliteitsgevoel en al dat daar bij hoort gezien worden.
Daarnaast is Vlaanderen een land dat relatief laat de agrarische wortels is ontgroeid. Niet dat die schreeuwend de 19e en 20e eeuw zijn ingetrokken, maar de noodzaak zich buiten de eigen agrarische gemeenschap te begeven werd relatief laat actueel. Toch zijn de coöperatieve verenigingen die in de 19e eeuw de boeren bond en zekerheid boden éérst in België ontstaan (die het afkeken van de Zweden) en daarná pas in Nederland ontstaan omdat dit de lokale economie ten goede kwam. In Vlaanderen kwam het vooral de lokale collectiviteit ten goede.
Dit is nu precíes waar ik heen wilde in dit lange verhaal. Ik denk namelijk dat dit de beider volksaarden behoorlijk goed typeert. De beweging van de folk in Vlaanderen (en wat ben ik er blij mee dat die er is!) pingpongt binnen een cluster van cellen, die in Nederland binnen een cluster van netwerken. Netwerken zijn groot en als collectief te benaderen, cellen hebben min of meer dezelfde doelstellingen en achtergronden maar opereren afzonderlijk vanelkaar en kennen elk eigen gedragsregels en erecodes. Bovendien zijn de leden van de afzonderlijke cellen ook nog eens een keer lid van meerdere andere cellen. Dat in de folkwereld de Vlamingen en Nederlanders soms wat moeilijk tot elkaar komen is- afsluitend –mijns inziens dan ook een perceptieprobleem, gevoed vanuit de wil en niet zozeer de noodzaak zich te onttrekken aan een regionaliteitsgevoel.

Hartelijke groeten, Renk van Oyen
(http://www.oudemuziekbrabant.nl)