In deel 5 van De Geschiedenis van de Volksmuziek in Europa besteedt Crispijn Oomes aandacht aan het verschijnsel Nationalisme.

Nationalisme
Sedert de Franse Revolutie braken de ideeën van de Verlichting eindelijk door naar het brede volk. Men ontworstelde zich aan de macht van kerk en adel. Dat betekende o.a. serieuze herwaardering voor en emancipatie van het gewone volk (boeren en arbeiders), dus ook herwaardering van en openlijke trots op cultuuruitingen van het gewone volk, zoals de erkenning van de eigen volkstaal, de eigen vertellingen en sprookjes. Men noemde dat de ontdekking van de naties, oftewel nationalisme. Sommige minderheidstalen werden voor het eerst in de geschiedenis opgeschreven, zoals Hongaars, Tsjechisch en Slowaaks. Tegelijk met de nationale trots en de nationale taal werden ook de nationale volksmuziek, volksdansen en volksgebruiken geherwaardeerd, opgeschreven resp. beschreven. Wij praten nu over de periode vanaf 1800.

Geleidelijk aan werden de (nieuwe) grenzen tussen de naties belangrijker dan de grenzen tussen de standen. De nationale trots was geboren. Elke natie zag in de eigen volksmuziek en volksdans een kans om de nationale identiteit te beleven. En waar geen duidelijke nationale muziek of dans aanwezig was, moest die maar worden geschapen. Zo was de hierboven genoemde Hongaarse csárdás een kunstmatige uitvinding, gebaseerd op internationale hofmuziek, maar met enkele typische Hongaarse trekjes. Daarentegen werden de wals en de polka vereenzelvigd met het Duitse volk.

De huidige Hongaarse volksdansmuziek valt eigenlijk in vier categorieën onder te verdelen:
- oude Hongaarse volksdansen, grotendeels solo mannendansen, magyar genaamd
- militaire wervingsdansen, verbunkos genaamd
- de nieuwe csárdás, een adellijke dans voor paren
- zogenaamde Duits/Oostenrijkse dansen, de wals en de polka.
Voeg hier nog aan toe de tafelmuziek (luistermuziek, vaak klaagliederen) en je hebt een compleet beeld van de Hongaarse volksmuziek.

Het zal duidelijk zijn dat nationale trots gemakkelijk kan omslaan in een griezelig soort nationalisme. Vele landen hebben meegemaakt dat de heersende politiek de volksmuziek en -dans gingen gebruiken (misbruiken) voor hun politieke doelstellingen (o.a. voor parades). Dat is gebeurd onder bijna alle dictatoriale regimes (Duitsland, Italië, Roemenië, Bulgarije, Griekenland, Spanje). Dat is zelfs de reden dat in deze landen sommige mensen zich helemaal van de volksmuziek hebben afgekeerd. Juist omdat de communisten in Hongarije zich niet voor de volksmuziek interesseerden, werd de revivalbeweging ook een beetje een protestbeweging (zoals in West-Europa).  De revival is daar dus echt van onderen af gekomen en heeft thans het niveau van de heersende macht bereikt. (Flinke subsidies voor het Laatste Uur-CD-project en voor het Culturele Erfgoedhuis, inclusief het Hongaars Nationaal Danstheater. In Bulgarije en Roemenië echter heeft de volksmuziek nog steeds een vieze bijsmaak (vanwege het politieke misbruik) en is de animo voor een revival kleiner. Maar in Bulgarije hebben de staatsinstituten wel heel veel materiaal behouden, en ook gezorgd voor al die muziekscholen waar je traditionele instrumenten zoals de gajda en gadulka kon leren spelen.

Voor boekingen van diverse ensembles uit de wereldmuziek kan men terecht op de site van Crispijn Oomes: www.speelman.nl.