Image

Image

Polyfone Corsicaanse schoonheid in tweevoud

Twee fenomenen uit de Corsicaanse muziek veraangenamen deze donkere tijden voor Kerst. Hun muziek - zwanger van die prachtige kippevel bezorgende Corsicaanse polyfone zang - past goed bij deze weken van overpeinzing. Hoewel er op beide cd's geen enkel kerstnummer staat is het voor mij de ultieme kerstmuziek. Wat een sfeer...!

Het gaat om de albums van Jean-Paul Poletti en Benedettu Sarocchi. Dat van Poletti - 'Cantu di a Sartène' - is louter a capella en bijna sacraal met ondermeer enkele bewerkingen van gezangen uit de voor Corsicanen zo belangrijke Katholieke Kerk. Sarocchi (de groep is naar de leider genoemd) is op 'Pezz'à pezzi' wereldser en volkser. Hij combineert polyfone zang deels met instrumentale begeleiding.

Hoewel ze allemaal uit dezelfde traditionele vijver vissen kun je Poletti en Sarocchi niet over één kam scheren met het veel commerciëlere I Muvrini en zelfs niet met het meer verwante A Filetta, waar Sarocchi de eerste jaren deel van uitmaakte. Nee, Poletti en Sarocchi zijn nóg puurder met de Corsicaanse traditie bezig. Ze hebben beiden een oneindig respect voor de paghjella. Dit polyfone lied, typisch voor de traditionele zangtraditie van Corsica, wordt driestemmig gezongen: bas, tenor en bariton. In Sarocchi gaat het inderdaad om drie zangers. Poletti geeft leiding aan het beroemde Sartène Koor. Daarin zingen ze met z'n zevenen: twee bassen (Jacques en Jean-Claude Tramoni), twee baritons (Mathieu Maestrini en Jean-Paul Poletti zelf) en drie tenoren (Stéphane Paganelli, Mathieu Begue-Tramoni en Jean-Louis Blaineau).

Poletti
Jean-Paul Poletti ('49) volgt een opleiding contrapunt, harmonie en koorleiding aan de Scholi Cantarum de Florence et de Sienne. Terug in Corsica ontpopt hij zich tot een van de grote voorvechters voor het behoud van de Corsicaanse cultuur. In '74 staat hij samen met Petru Guelfucci aan de wieg van de groep Canta U Populu Corsu. Hij ontwikkelt zich daarin tot een van de voornaamste zangers en componisten. In '87 sticht hij een zangschool in Sartène, waarvan sinds 1995 het Choeur de Sartène deel uitmaakt. Met Les Nouvelles Polyphonies Corses opent hij de Olympische Spelen in Albertville.

Poletti componeert ook nieuw werk (ondermeer een opera), maar dan telkens op basis van de Corsicaanse polyfonie. Op zijn nieuwe album beperkt hij zich met zijn koor tot louter traditionele songs en aan de liturgie ontleend werk. Twee nummers komen uit de Missa Pro Defunctis. Als eerste klinkt de door merg en been gaande 'kerkelijke klassieker' Sanctus. Je waant je meteen in een met kaarsen schaars verlichte oude kloosterkapel. Verderop is er uit die Missa nog het bijna zeven minuten durende Libera Mè dat eindigt met het Kyrië. Onder de zestien nummers vind je ook nog een Te Deum en een Agnus Dei. Hoogtepunt is de klagerige zang in 'A Violetta' met de voor de Corsicaanse polyfonie zo typische lang aangehouden lange akkoorden, sprankelende ornamentjes, diepe bassen en hemelbestormende hoge uithalen van de tenoren.

Poletti cs sluiten de cd af met Dio Vi Salvi Regina. Deze nationale hymne van Corsica is opgedragen aan de heilige maagd Maria, de beschermheilige van het eiland. Dit lied verenigt, bij elke gebeurtenis, alle Corsicanen. Het verbaast dan ook niet dat ook Sarocchi met ditzelfde nummer eindigt. De twee uitvoeringen - beide a capella - leggen duidelijk het verschil in aanpak tussen Poletti en Sarocchi bloot. De meer klassiek geöriënteerde versie van Poletti klinkt perfectionistischer dan de emotionelere, volksere versie van Sarocchi die daarmee meer naar de keel grijpt.

Sarocchi
Waar Poletti cs met al zijn pracht en dynamiek iets klassieks uitstraalt, toont Sarocchi meer verwantschap met folk. Hij is evenals Poletti en al die andere grote stemmen uit Corsica opgegroeid met zang. De polyfone zang gaat er over van vader op zoon. Maar Sarocchi bekwaamde zich evenzeer op traditionele instrumenten als de cetera (een 8-dubbelsnarige luitmandoline) de cialambella (een soort hobo) en nog een aantal oorspronkelijke fluiten, die hij nu allemaal op 'Pezz'à pezzi' bespeelt. Na de groepen Voce di Corsica en A Filetta, stelde hij zijn eigen groep samen. Voor de driestemmige polyfone zang had hij naast zijn eigen bariton nog een tenor en een bas nodig. Dat werden Francescu Filippu Barbolosi en Ghjuvan'Petru Sabiani. De groep wordt gecompleteerd door contabassist Philippe Noharet, percussionist Didier Benetti en violist Bertrand Cervera (ook l'Orchestre National de France).
Van de dertien nummers op 'Pezz'à pezzi' zijn er drie volledig a capella. Ook in de andere nummers komen a capella stukken voor zoals het traditionele wiegelied Nanna di u Cuscione waar zich pas na een minuut of twee een zacht deinende viool en een terughoudende contrabas bij de drie stemmen voegen. Heel smaakvol.
Het album opent sterk met het op muziek gezette gedicht A Lumera (de olielamp), waarin direkt de warme leadzang van Benedettu Sarocchi opvalt.
Ook fraai van ingetogenheid is de liefdeslament Lamentu d'Amore, die herkenbaar zijn oorsprong vindt in Toscane. Niet vreemd als je bedenkt dat een deel van de oorspronkelijke bewoners van Corsica ooit daar vandaan kwam. Overigens bevat bijna de helft van de nummers een aansprekende drive, vaak het werk van contrabassist en vooral de violist die soms iets Scandinavisch (!) in zijn spel legt. Dat is ook het geval in het enige instrumentaaltje Scuttisce Antiche, inderdaad een scottish.

Henk - Waardering beide 9