- door Henk -
Wat een dijk van een stem! Dan weer donker, dan weer fluweelzacht, of boosaardig rauw uithalend. Maar het klinkt altijd helder. Haar gitaarspel - vooral dat met de bottleneck - verraadt vakmanschap, hoewel je ook eens een steekje hoort vallen. Dayna Kurtz is een krachtige mens. Dat straalt ze zaterdagavond tijdens haar concert in Oisterwijk uit in heel haar hebben en houwen, dus ook in haar songs.


In 't Boerderijtje tussen Oisterwijk en Haaren leidt de Amerikaanse singer-songwriter haar songs graag uitvoerig in. Met gevoel voor humor. "Ik ben gek op oude dingen", wijst ze vertederd naar een antieke schuimspaan aan de muur juist voordat ze haar jazzy interpretatie van de Johnny Cash-song ‘All over again' inzet. En als ze een slokje neemt zegt ze "Yes whisky. All story's in your papers tell about my whiskey. I'm glad that my family don't understand dutch" ;-)

Maar er zijn ook roerende momenten. Als ze vertelt over de ‘Banks of Edisto'. De oude banjo-speler Gus leert haar alles over die rivier in het zuiden van South Carolina. Over de cypressen op de oevers die het water zwart kleuren. Over de libelles die er rondvliegen en die, als je je vinger uitsteekt er steeds op landen. Gus repareert ook haar banjo. Zij mag die van hem ondertussen lenen. Op de avond dat ze hoort dat hij aan kanker overlijdt, schrijft ze het beklijvende lied. Haar minimale spel op de geleende banjo klinkt aards. Voordat het emotie-volle applaus losbarst blijft het een tel doodstil. De verzuchting ‘prachtig' van de man achter mij klinkt harder dan hij bedoelt, maar het komt dan ook uit de grond van zijn hart.

Concertorganisator Jos Creusen maakt het iedereen zoveel mogelijk naar de zin in het sfeervolle Boerderijtje. Allé, dat Dayna rode paprika verafschuwt, kon hij niet weten toen hij haar de goed gevulde soep gastvrij opdiende. Ze vergaf het hem meteen, het was er bij die open haard immers warm en gezelligheid.
Met 120 man is het wel érg vol. Je zou er claustrofobisch van worden. Maar als je 400 à 500 aanvragen krijgt, wil je als organisator zo min mogelijk mensen teleurstellen.

Door de vorm van de concertruimte, een lange lage pijpela, zijn de liedjes achterin moeilijker te volgen. Naast het kleine podiumpje is nog een ‘zijbeuk'. In de kerk had je dat vroeger ook. Ik zat daar graag. Vanaf die zijkant keek je de notabelen in het gezicht, die als heilige boontjes op de eerste rij ergerlijk belangrijk zaten te wezen. Eigenlijk ben je vanaf die plaats in de zijbeuk meer een soort toeschouwer bij het concert, dan dat je het door en door beleeft. 

Kurtz begint het concert met ‘The Miracle', het laatste nummer van haar recente album ‘Another Black Feather'. Het groots arrangement met het indrukwekkende outro van de cd is omgebouwd tot ‘a sweet little folksong'. Ze noemt het sweet, maar zoals al haar werk loopt ook dit over van de dynamiek.
Nagenoeg de complete nieuwe cd brengt ze. Het sumiere fingerpicking spel in het verstilde ‘Hope she'll be happier' van Bill Withers krijgt een bewogen bottleneck outro. Het venijn - ‘religie veroorzaakt alle ellende van nu' - spat af van haar ‘I's the day of atonement, 2001'. Haar liefdesverklaring voor New Orleans in ‘Nola' - ‘there was music everywhere'- is oprecht. In het poppy New York (waar ze woont) ben je op je 25ste ‘over the hill'. "In New Orleans was ik een baby. In de blues en de jazz van New Orleans ben je pas wat als je boven de 40 bent en ligt je hoogtepunt pas ergens rond de vijftig of zestig."

Ook bezorgt ze het nodige kippenvel met ‘oud' werk als Love where did you go, Love gets in the way, Postcards from Downtown en Last good taste. Ze strooit met fijne covers als Parlez-moi d'Amour, Amsterdam Crown, of Joy in Repetition (Prince).

De tweede set duurt vijf kwartier. Iets te lang. De pijpela wordt warmer en warmer. Ergernisjes krijgen een kans. Een geluidsbox kraakt. Soms ruist de airco. Of de duvel ermee speelt krijgt het iets van de vroegere mis: naar die irritante vrouw op de eerste rij die té graag showt dat ze alle liedjes uit haar hoofd kent, probeer ik niet meer te kijken....

Tijdens zo'n avondvullend concert openbaart zich de wereldburger in Kurtz. Ze reist de hele wereld af. Slurpt al die invloeden op, die dan weer in haar songs sluipen. Maar uiteindelijk komt ze altijd weer thuis. Toepasselijker kon haar allerlaatste toegift - het waren er vier ! - niet zijn. Minimaal tokkelend op de banjo, verstild maar mét een knipoog, zingt ze dat kleine Tom Waits-liedje Pony: "I've seen it all boys, I've been all over, Been everywhere in the Whole wide world" met telkens weer die typische Waits-repeterende vondst: "I hope my pony knows the way back home..."