Ivan Heylen
Ivan Heylen
Ge wit da'k oe gère zie
Iedereen die de jaren zeventig heeft meegemaakt kan de volgende strofe probleemloos meezingen: Hee schoen wèveke, ge wit da'k oe gère zie…
Ivan Heylen haalde met dat nummer De Wilde Boerendochtere platina in België en in Nederland. Dat succes heeft hij nooit meer geëvenaard. Hij stortte zich in de journalistiek. De laatste jaren beklint hij opnieuw het podium. Vorig jaar verscheen zijn cd Wij zijn goed bezig. Nu staat hij in de Theatertent op Dranouter.
In tegenstelling tot de meeste van zijn collega's bezingt deze Vlaamse chansonnier zijn hartstocht niet in een milde, verstandig aandoende stijl, maar door brutaal te keer te gaan. Op een beredeneerde manier (het leggen van de juiste klemtonen, afwisselend luid en zacht zingen) probeert Heylen ook bij het publiek een zekere hartstocht op te roepen.
In een dissertatie van van Peter de Notte over kleinkunst vonden we het volgende hoofdstuk over deze Vlaamse journalist/zanger.
Wie zich in de marge van de volksmuziek liet opmerken was de omstreden Ivan HEYLEN (Oost-Eeklo, 8.2.1946). Sommigen rekenen hem niet tot de volksmuziek en zelfs niet tot de kleinkunst, maar toch kan men zijn binding met de volksmuziek niet loochenen. Heylen brak door in Vlaanderen en Nederland met recht-voor-de-raapse liedjes als 'De werkmens' en 'De wilden boerendochter', twee nummers waarvan zowel tekst als compositie geen echte hoogstandjes zijn, maar door Heylen op zo'n overtuigende wijze, in zijn rauwe, ongezouten taaltje werden vertolkt dat de nummers een eigen leven gingen leiden en hij zelf vanaf dan een (vooral sociaal) fenomeen werd binnen de kleinkunstwereld.
Het vrij extravagante en brutale van zijn optreden was een reden om hem niet op gelijke voet te behandelen met zijn collega-kleinkunstenaars. Hij beoogde immers een veel directere expressie van zijn gevoelens, vaak zonder muzikale of tekstuele restricties. De directheid en herkenbaarheid van zijn liedjes en het feit dat ze in het dialect gezongen werden, zonder gewaagde uitdrukkingen uit de weg te gaan, lagen aan de basis van zijn onverwachte, maar overrompelende succes.
Heylen lapte de versvoeten nogal eens aan zijn laars, bekommerde zich nog minder om de melodische opbouw van een lied, laat staan het arrangement of de begeleiding. Het enige wat hij wilde was zijn gevoelens 'echt' uitdrukken, desnoods ten koste van de muzikaliteit en andere vormelijkheden.
Vóór zijn grote succes was hij één van die diepzinnige poëten, die - samenhokkend met gelijkgezinden in de Antwerpse Muze - zijn creaties, zonder veel succes aan de man poogde te brengen. Heylen werkte een tijdje in de fabriek en maakte kennis met de pseudo-intellectuele sfeer van de zgn. artiestenkroegen. Hij paste zich helemaal aan die situatie aan en bleef gedurende ruime tijd vastgeankerd in de levenssfeer van de arbeider.
Roland Uyttendale, een handige promotiejongen van een platenfirma, haalde Heylens succesnummers letterlijk uit de prullemand en zag wel wat in diens rechtlijnigheid. Het was dus eigenlijk aan hem te danken dat strijdkreten als 'a-zit-a-hie' en andere vloeken de weg naar de grote massa vonden.
Heylens succes als zanger was van korte duur. LP's als 'De Beeste' en 'De liefde' kregen veel minder respons, ondanks de meer poëtische gerichtheid van de nummers en het gedeeltelijk overstappen naar een nieuwe thematiek. Vooral op die laatste LP benadrukte hij immers zijn verbondenheid met de natuur.
Vanaf de jaren '80 maakte de bekende Vlaming vooral furore in allerhande TV-programma's en als sterreporter voor een weekblad.