-door Patrick Adriaans-

Krap twee maanden is het nieuwe Patronaat in Haarlem open als daar de 5e Editie van het Roots of Heaven Festival gehouden wordt. Een zeer geslaagde editie, met als toppers de optredens van Big Low, Grey DeLisle, Shane Alexander en de Hackensaw Boys. Maar er viel veel meer te genieten deze editie.

De nieuwigheid straalt nog van het Patronaat af, en hier en daar zijn nog wat kleine gebreken. Zo moeten de trappen in de grote zaal met wit plakband afgeplakt worden, omdat de verlichting van de trappen het nog niet doet, wat in een donkere zaal toch wel gevaarlijk is. Gelukkig hebben ze daar nu een oplossing voor en zullen binnenkort ook de kinderziektes overwonnen zijn.

Belangrijker is de programmering van een nieuwe zaal, en zeker een festival. Ik wil hierbij de organisatie mijn complimenten geven voor een gevarieerd en zeer geslaagd programma. Wat ik gezien heb was allemaal goed tot zeer goed van kwaliteit.

De openingsact Eric Taylor zette al de toon. Een eigenzinnige singer/songwriter, die uitstekend gitaar speelt en daarbij een sterke begeleidingsband heeft. Een percussionist die op allerlei rare instrumenten speelt. Eigengemaakt of bestaand weet ik niet, het doet wel exotisch aan. Een soort kist als basdrum en twee zes of achthoekige soort pauken of djembes maar dan wel weer eentje met een snare erin. En daarnaast een lap steel speler, die zijn lap steel soms een compleet ander geluid weet te geven. Of is het nu weer geen lap steel en laat hij een instrument wat er op lijkt zo nu en dan als steel klinken? Continu blijf je geboeid door wat de musici op het podium doen.

Dat is ook het geval bij het Nederlands/Australische Big Low, waar bijvoorbeeld in het nummer If God Be God de zingende zaag tevoorschijn gehaald wordt. Deze band heeft overigens meer eigen instrumenten. Een bas die bestaat uit een basdrum als klankkast met de hals van een contrabas vermoed ik, met daarop gespannen wat snaren, het doet een beetje denken aan een wastobbe bas maar toch weer heel anders. Zo ook de muziek van Big Low. Ik ken het album No Tears in Paradise, maar had nog niet het genoegen ze live te mogen zien. Dit was het eerste hoogtepunt van de dag. Veelzijdig benadert deze band het singer-songwriter genre. Soms traditioneel soms met een invalshoek die aan Captain Beefheart doet denken. Er wordt veel gewisseld van instrument, ook de bandoneon speelt regelmatig een grote rol. Soms dromerig, soms absurd, maar altijd boeiend. Hoogtepunt binnen het optreden vond ik het nummer Pretty Valley, waar ook weer even de zingende zaag voorbij kwam.

Het is dan een hele overgang naar Jackie Leven, een Schot die in zijn eentje de grote zaal moet vermaken. Dat lukt hem met verve. Liedjes die het midden houden tussen country blues en folk, afgewisseld met leuke anekdotes en grappen. Onmiskenbaar Keltisch als je hem hoort zingen en praten. Een erg mooi nummer was Elegy for Cash, een tribute aan Johnny Cash.

Er waren overigens meer mensen alleen met gitaar, eerder in de grote zaal al Greg Trooper, die een degelijke set neerzette, maar helaas overlapte met Big Low en op een festival moet je keuzes maken. Later op de avond was het de kleine zaal waar de eenlingen met gitaar zich manifesteerden. Eerst Shane Alexander, voor mij een openbaring, later ook Peter Case en Michael Weston King, waarvan de laatste twee zo nu en dan samenspeelden maar ook veel alleen en dat ook met overtuiging deden. Michael Weston King speelde zelfs een aantal nummers onversterkt omdat er problemen waren met de techniek, dat werd overigens kundig opgelost.

Shane Alexander noemde ik al als hoogtepunt. Over het algemeen verstilde liedjes met als thema meestal iets relationeels. Zichzelf begeleidend op gitaar met zoveel gevoel gebracht dat het pure schoonheid wordt.

De kleine zaal was overigens niet alleen het terrein voor mannen met gitaar, Big Low speelde er en ook Elliot Brood. Een trio dat in de flyer aangekondigd werd als Death country - donkere folk muziek rondom een whiskey doordrongen stem. Ik denk dan al snel aan iets in de stijl van Tecumseh Valley van Townes van Zandt, maar de werkelijkheid bleek heel anders. Hier stonden een paar jonge honden up tempo folk te spelen, een klein drumstel voor de drummer een gitarist die soms zong en een zanger die daarbij gitaar of banjo speelde. Het publiek werd bespeeld en er werd ook nog goed gemusiceerd. Het speelplezier droop ervan af. En het publiek lustte er ook wel pap van.

De grote zaal was uiteraard voor de grote namen. Eentje waar ik naar uitkeek was Grey DeLisle. Ik ken het album Homewrecker, en met dat nummer sloot ze uiteindelijk haar set af. Maar daarvoor was al heel veel te genieten. Een mandoline speler die zich gedroeg alsof hij de nieuwste hardrock sensatie op gitaar was, ook in de stijl van het mandolinespelen, niet alleen door het in de lucht springen. Zeer aparte benadering van dit instrument. En muziek die varieerde van vrij traditionele country tot een countrypastiche van Bohemian Rhapsody en dan alleen het gedeelte van ‘Mama just killed a man....'. Verrassend en boeiend en in het geheel niet gemaakt. Erg goed.

Ook in de grote zaal speelde South San Gabriel, dat was precies wat de flyer aangaf. Dromerige popliedjes met een alternatieve inslag. In deze was de flyer dus wel accuraat. Wat mij betreft had de informatie wel iets uitgebreider gemogen. Bijvoorbeeld de bezetting van de bands. Op een festival zie je niet altijd het hele optreden en mis je dus wel eens aankondigingen. Verder versta je ook niet altijd alle namen dus is een informatieboekje wel handig.

Een ander minpuntje vond ik de catering. Er was wel gezorgd voor een leuke dinerkaart maar een snelle hap halen was er niet bij. Zo moet je weer kiezen tussen eten en muziek. Het is goed dat je lekker kunt eten maar er mag ook wel iets van broodjes of zo zijn. Overigens ben ik slechts kort in het café geweest. Dit was klein, en een groot gedeelte van de tijd werd er gedineerd dus die musici heb ik overgeslagen.

Wat ik niet overgeslagen heb is de waardige afsluiter van een mooi festival nl. The Hackensaw Boys. Ik had ze al eerder gezien o.a. in het tijdelijke onderkomen van het Patronaat. Maar ook nu wisten ze te overtuigen met hun eigen versie van old-time mountain music. Ze kregen gedurende het optreden ook nog even versterking van de mannen van Elliot Brood en van Thomas, hun Nederlandse vriend en geluidstechnicus. Zeer aanstekelijk bouwden zij een feestje voor een helaas al wat leeggestroomd patronaat. Maar OK het is zondag en de volgende dag moeten veel mensen weer vroeg op. De doorzetters werden uiteindelijk nog getrakteerd op een volledig akoestische afsluiter, dit keer niet omdat de techniek het af liet weten maar geheel uit eigen vrije wil.

Concluderend is het een zeer mooi festival geweest. Verbeterpunten voor een volgende keer zijn de informatie op de flyer en de catering. Ook een punt van aandacht als het drukker wordt is de logistiek van de kleine zaal. Nu was het gezellig druk in beide zalen maar bij meer animo zal de kleine zaal al snel vol lijken te zijn terwijl deze dat niet is. Om de vloer voor het podium te betreden moet je nl. een trap af. En festivalgangers gebruiken die altijd als zitplaats. Zodoende was er al enig gedrang op het balkon en de trap, terwijl het in de zaal redelijk leeg was. Wat in ieder geval in stand gehouden moet worden is de kwaliteit van de programmering, veel verrassende dingen. Wat dat betreft chapeau voor de organisatie. Ook de sfeer in het publiek was zeer goed. Het was stil als er gemusiceerd werd, alleen in de buurt van de bar van de grote zaal was wat geroezemoes, maar verder alle respect voor de musici, dus ook een chapeau voor het publiek. Deze editie smaakt duidelijk naar meer.