-door Patrick Adriaans-
De afgelopen editie van Blue Highways, de achtste alweer, kende een gedegen programma, waarin het de oudgedienden als Joe Ely en Chip Taylor waren die voor de krenten in de pap zorgden. Een programma met de nodige hoogtepunten, een aardige opener, alleen de afsluiting was wat minder. Met name in de grote zaal was het nodige opwindends te zien, daar stak de kleine zaal wat schril bij af, waar alleen Ollabelle wist te verrassen, en misschien Pieta Brown, maar die speelde tegenover Joe Ely, dus zoals altijd op een festival moeten er keuzes gemaakt worden.

Pieta Brown speelde overigens heel verdienstelijk bij de openingsact Bo Ramsey. Deze gitarist die vooral bekend is om zijn werk met anderen zoals Lucinda Williams, opende het festival. Het begon met een talking blues achtige song waarin hij vertelde over het op weg gaan naar Memphis en het samenspelen met allerlei blueshelden (helden als Son House of Howlin'wolf). Niet geheel vreemd als je zijn laatste album Stranger Blues kent, waarop hij al een heel aantal van zijn helden eerde met een cover. Over het algemeen speelt deze man wat bluesy muziek, maar een onvervalst countrynummer hoort ook op het repertoire. Over het algemeen ontspannen muziek, wel gedreven gebracht, en zeker de motoriek van Bo mag niet onvermeld blijven. Een soort silly walks, maar dan als podiumbeweging. Daar gaat weer een voet omhoog, of een been maakt een slangachtige beweging.
Al met al een aardige opener voor een festival. Je komt er lekker in.

De opener in de kleine zaal was Stephen Simmons, afkomstig uit een conservatief religieuze omgeving, en zelf nog steeds duidelijk in de here. Al is Bush in zijn ogen geen christen, maar (onder invloed van) de duivel. Ik val binnen tijdens een verhaal over de FCC en dat ze in Amerika niet van alles mogen zeggen. Maar in het nummer wat volgt is son of a bitch het ergste wat ik hoor, nee doe dan maar Fuck the FCC van Steve Earle. Zo nu en dan is de muziek en de intonatie nog wel enigszins bijtend, maar het brave overheerst bij deze man.

Zoals gezegd de hoogtepunten waren vooral in de grote zaal te vinden. Een eerste hoogtepunt was het optreden van Chip Taylor. Eigenlijk moeten we zeggen van Chip Taylor Train Wreck Revue, en dat doet de band ook meer eer aan. Want er worden ook nummers gespeeld van gitarist John Platania en violiste Kendel Carson, waarvan de jongste albums uitgebracht zijn op het Train Wreck label van Chip zelf. Om met Kendel te beginnen, het blijft miraculeus dat Chip na Carrie Rodriguez weer een mooie jonge violiste aan zich heeft weten te binden. 22 is deze Canadese violiste pas, maar ze werkte al met Outlaw Social en The Paperboys, en heeft dit jaar een album Rear View Mirror Tears samen met Chip Taylor. Overigens werkte ook Carrie Rodriguez aan dat album mee, alsmede John Platania. The nummers I like trucks en Ribbons & Bows beloven in ieder geval veel goeds voor deze plaat en ook haar begeleiding van Chip was dik in orde. Ook John Platania had een goede inbreng. Deze gitarist, die o.a. ook met Van Morrison speelde, werd op zijn laatste plaat Blues, Waltzes & Badland Borders  behalve door Chip o.a. ook door Lucinda Williams en Jon Voight begeleid. Een mooi ingetogen nummer van dat album is In Memory of Zapata. Maar behalve soulful draaide hij zijn hand niet om voor een Texas Roadhouse blues, en dat hoort als Texaan, al zei hij het zelf. Gevarieerd was het optreden dus al door de inbreng van deze twee, maar ook Chip wist te boeien, met eigen composities, of door Big River van Johnny Cash te coveren. Ook hits als Angel in the morning en het onvermijdelijke Wild Thing werden gespeeld. Waarbij de laatste in een mooie uitvoering deels door Kendel Carson gezongen deels door Chip deels door beide ook de ruimte bood aan wat instrumentaal vuurwerk. Eerst mocht John Platania soleren, om dan de ruimte te geven aan Kendel Carson. En uiteindelijk mochten de twee Tony's, Tony Mercadante op bas en Tony Leone op drum ook nog hun kunsten als ritmesectie laten zien. Een sterk optreden, of eigenlijk drie sterke optredens.

Waar iedereen naar uitgekeken had was uiteraard het optreden van Joe Ely, een naam die al vanaf het begin met Blue Highways verbonden wordt. En nu was het eindelijk zover. De Godfather van de Americana zelf aan zet op het podium. In een minimale bezetting alleen begeleid door Joel Guzman op accordeon en Glenn Fukunaga op bas. Op sommige momenten speelde Joe eigenlijk alleen en kleurden zijn begeleiders met kleine spaarzame accenten het nummer in. Maar zo nu en dan mocht met name accordeonist Joel Guzman zich ook even lekker uitleven. De nodige tex-mex invloeden waren dan hoorbaar. En ook wat Ay Ay Ay achtige geluiden om een feestsfeertje te krijgen waren aan Joel wel besteed. Over het algemeen waren het de rustige verhalende songs die de set domineerden. Ook Joe Ely heeft zijn buik vol van deze Amerikaanse regering, getuige zijn inleiding op Bonnie&Clyde, waarin hij vertelde met een trilogie bezig te zijn over Amerikaanse schurken. Hij had al een nummer over Billy The Kid en over Bonnie&Clyde, hij zocht nu een derde schurk om een liedje over te zingen en dacht daarbij aan Dick Cheney. Uiteindelijk moest ook dit concert stoppen, het publiek was enthousiast dus er mocht een toegift komen. Het werd The party never ends, een mooie afsluiter van een uitstekend optreden.

In de kleine zaal was het meest verrassende optreden dat van Ollabelle, een soort George Clinton meets the Carter Family. 3 heren en 2 dames begonnen met een soort gospel door de dames gezongen wat de indruk gaf dat ze zo uit the blue mountains hadden kunnen komen. Maar de band komt uit New York, en het 2e nummer is meteen iets van Nina Simone, dus het gaat alle kanten op met deze band. In origine een zesmansformatie zijn ze hier met zijn vijven aanwezig. Relaxte funky muziek afgewisseld met folky gospel. Met 4 leadvocalisten, zowel de 2 dames als de toetsenist en drummer zingen verandert de band steeds van gedaante om toch zichzelf te blijven.

Wat was er nog meer te zien. De grote zaal had een sterke programmering, want ook Po'Girl wist te verrassen. Een multi-instrumentale meidenband, met een voor americana wat vreemde bezetting in de vorm van een klarinet. Mooie harmonische samenzang en afwisselende leadzang van deze Canadese groep, die ook nog even wordt bijgestaan door een Amerikaanse singer-songwriter JT geheten uit Chicago. Muzikaal afwisselend van folk met banjo en viool tot dromerige meidenpop tot op Afrikaans ritmes gebaseerde muziek. Dat laatste o.a. ter ondersteuning bij een gedicht geschreven door een Somalische vluchteling. Het publiek kon het wel waarderen gezien de enthousiaste reactie die tot een toegift leidde. Ook later tijdens het festival was er veel belangstelling voor de dames die rondliepen en de nodige handtekeningen uit mochten delen.
Danny & Dusty een gelegenheidsformatie rond Steve Wynn van The Dream Syndicate en Dan Stuart van Green on Red zette een uiterst vermakelijke set neer, waarbij vooral de podiumpresentatie van Dan voor een vrolijke noot zorgde. Muzikaal ergens tussen country en collegerock in.
The Hacienda Brothers spelen dan weer meer traditionele country met accordeon en steel guitar. Doen dat wel met veel verve, gewoon gedegen en goed. De afsluiter was Shooter Jennings, de zoon van Waylon. Met een bombastisch begin d.m.v. Theme from the Empire werd de aandacht getrokken, maar echt overtuigen deed het niet. Een beetje stevige rock, maar weinig boeiend. Het kostte moeite om de aandacht erbij te houden.

Ook de afsluiting in de kleine zaal S.T.A.R. (Kevn Kinney) leed aan het euvel niet boeiend te zijn. Het is natuurlijk ook lastig om af te sluiten als mensen al zo'n acht uur naar over het algemeen goede muziek geluisterd hebben, maar in het verleden is Blue Highways daar wel in geslaagd met acts als Slobberbone of Kev'Russels Junker. Nu ging het festival uit als een nachtkaars, al bleef een voldaan gevoel.

Rest nog de aandacht voor de overige bands in de kleine zaal, Diana Jones deed als afsluiter een a capella nummer dat wel indruk maakte, maar ik heb haar te kort gezien om te kunnen beoordelen. De Road Kings waren een rechttoe rechtaan rockabillyband die niet echt indruk maakten. Hayden Thompson deed dat iets beter, met ook een leuke cover van Big River van Johnny Cash, helaas viel Pieta Brown samen met Joe Ely want haar had ik eigenlijk wel willen zien. Kris Delmhorst zat aan het eind, en zij kon ook niet echt boeien, al riep zij meer associatie op met Norah Jones als Po'Girl. Beiden werden hiermee geassocieerd in de folder, maar bij Po'Girl is dat wat minder duidelijk.

Concluderend was de programmering in de kleine zaal niet echt spannend waar tegenover stond dat de grote zaal eigenlijk alleen toppers had, met een kleine uitzondering voor de afsluiting. En dat is ook wel eens anders geweest. Al met al een gedegen festival waar genoeg op te beleven viel, al is het de oude garde die de eer hoog moet houden, soms toch ook weer ondersteund door de jonge, daarbij valt toch de naam van Kendel Carson. Chip Taylor heeft oog voor talent.
Voor de liefhebber van Americana in ieder geval een wel bestede dag!